top of page

Postmaterialisme

Romain Goorman staat in voor de inhoudelijke ondersteuning in die domeinen waar Ponto3 in actief is. Vanuit zijn wetenschappelijke achtergrond zal hij vooral de nadruk leggen op de rijkdom die te vinden is op het raakvlak tussen wetenschap, filosofie en spiritualiteit. In dit domein heeft hij reeds twee boeken gepubliceerd: “Ontwaken uit onze Illusies”, “Intelligentie in de Natuur – een Leidraad voor een Duurzame Toekomst” en "De dood is het absolute einde...of toch niet?".

romain_pen-150x150.jpg

De evolutie van de laatste vierhonderd jaar heeft ertoe geleid dat -bijna op wereldwijde schaal- de materialistische visie op de werkelijkheid een steeds belangrijkere rol is gaan spelen en het denken van honderden miljoenen mensen in een bepaalde richting heeft gestuurd.

De kerngedachte van de materialistische visie is de aanname dat materie (dus atomen en moleculen) de enige bron is van alles wat bestaat.

​

Het materialisme is een filosofische strekking die de werkelijkheid, ook emoties en andere processen in het menselijk brein, uiteindelijk herleidt tot materie, dit in tegenstelling tot het idealisme of het spiritualisme.
Het is dus een aanname of filosofische strekking waarvoor geen wetenschappelijk bewijs bestaat. Het is een veronderstelling die aan kracht gewonnen heeft toen, als uitvloeisel van het verlichtingsdenken in de 17° eeuw, duidelijk werd dat kennis over de materie kon vertaald worden in allerlei toepassingen die een praktisch nut konden opleveren. De ontwikkeling van honderden technologische innovaties verlichtte de menselijke arbeid en bracht welvaart, gezondheidszorg en welstand voor een steeds groter deel van de bevolking. De wetenschap van de materie maakte dit alles mogelijk en werd daardoor verheven tot de ultieme sleutel van de maatschappelijke vooruitgang.

De wetenschap van de geest bleef echter achterophinken en werd stilaan verdrongen naar de zijlijn. De fascinatie voor de wonderen van de wetenschappen -waar de vooruitgang op steunde- bleek onstuitbaar met als gevolg dat het belang van de materiële dimensie van de werkelijkheid een ongekende hoogte bereikte. Niet-materiële aspecten van het bestaan, zoals het besef van een “anima mundi” (de begeesterde natuur), mededogen, verbondenheid, religie en spiritualiteit, die voorheen voor richting, houvast en zingeving hadden gezorgd, bleken overbodig te worden en kwamen geleidelijk in de academische vergeethoek terecht. Niets stond de wetenschap van de materie nog in de weg en de overtuiging groeide dat de mens inderdaad heer en meester over de natuur kon worden, en deze kon “gebruiken” naar eigen goeddunken en gewin.
In de geest van de mens ging daarmee ook een loskoppeling van de natuur gepaard. Hij had zichzelf boven en buiten de natuur geplaatst en was blind geworden voor de intrinsieke verbondenheid die zich in de natuur op alle niveaus voordoet en die voor delicate evenwichten in de ecosystemen zorgt. De fascinatie voor de technologische weldaden van het materialistisch denken en de materiële vooruitgang leidde zijn aandacht af van de zorg voor de natuur. In de plaats daarvan kwam een proces op gang dat het ontwaakte ego streelde via een eindeloze stroom van consumptiegoederen en een drang naar maximaal genieten.
De sluimerende vragen naar zingeving werden niet meer beantwoord en de periode van de “grote verhalen” werd afgesloten. Wat niet wetenschappelijk kon bewezen worden, kreeg steeds minder aandacht en werd uiteindelijk afgevoerd.
Ondertussen kreeg het geloof in de suprematie van de materiële dimensie van het bestaan stilaan de allure van een dogma. En dit geloof werd stilaan een paradigma: een ongeschreven en algemeen aanvaarde consensus.
De materialistische visie probeerde zich ook te nestelen in andere takken van de wetenschappen, vooral in de geneeskunde en later in de geesteswetenschappen (psychologie, filosofie, …).
Dat het materialistisch paradigma echter op los zand was gebouwd mocht niet meer ter discussie gesteld worden. Tot op vandaag is het nog steeds behoorlijk riskant voor academici om interesse te vertonen in, of zich in te laten met aspecten van de werkelijkheid die effectief bestaan, maar die niet stroken met de materialistische kerngedachte. Het feit dat gerenommeerde wetenschappers, die wij geregeld interviewen over niet-materialistisch geïnspireerde onderwerpen, vragen om de gesprekken in absolute anonimiteit te laten verlopen en zeker niet kenbaar te maken, spreekt boekdelen.

Dat er een keerzijde aan het materialistisch paradigma vastzit, willen wij duidelijk maken aan de hand van onderstaand “wereldbeeld” dat ontstaat wanneer dit paradigma ongebreideld zijn weg verder zou zetten, en er geen ernstig onderzoek zou gebeuren naar de niet-materiële dimensies van de werkelijkheid. De visie die dan in de hoofden van mensen zou ontstaan (en aan het ontstaan is) ziet er dan als volgt uit.

Mijn lichaam is opgebouwd uit atomen en moleculen en het bewustzijn is het resultaat van de elektrische activiteit die zich afspeelt in het netwerk van neuronen en synapsen in mijn hersenen, die op hun beurt ook bestaan uit atomen en moleculen. Mijn gedachten, mijn gemoedstoestand en alle mentale processen zijn toe te schrijven aan neurologische (lees: elektrische) activiteit in het brein of de aanmaak van bepaalde scheikundige stoffen die door het hormonenstelsel geactiveerd worden. De genen die ik van mijn ouders geërfd heb, worden stukjes van mijn DNA dat op zijn beurt bestaat uit lange spiraalketens van atomen, vooral koolstof, waterstof, zuurstof, stikstof en zwavel.
Mijn brein, dat op een of andere manier (die we niet begrijpen) het centrum en de bron van mijn bewustzijn en intelligentie is, bestaat voor 96% uit koolstof, zuurstof, waterstof en stikstof en de overige 4% uit een “snuifje” calcium, chloor, cobalt, chromium en koper.
Kortom: de mens is, vanuit deze materialistische visie bekeken, een grote verzameling atomen en moleculen. Het bewustzijn is een bijproduct van de elektrische wisselwerking tussen de atomen van de neuronen. De “geest” past niet in het plaatje van atomen en moleculen en komt hoogstens neer op een inbeelding of hallucinatie van de hersenen.
Het wegvallen van de fysische, chemische en elektrische impulsen in de hersenen en in het lichaam betekent het absoluut einde voor de mens. Met de dood verdwijnt alles, zoals het beeld van een TV toestel verdwijnt wanneer we de knop omdraaien. Ook het bewustzijn verdwijnt, omdat het een product is van de atomair- elektrische hersenwerking. Eens dat deze wegvalt, kan er geen sprake meer zijn van bewustzijn.
Er kan bijgevolg ook geen sprake zijn van enig bewustzijn of leven na de dood.
Wij leven als afzonderlijke materiële entiteiten, die in wezen een beperkte verbondenheid en solidariteit met elkaar voelen, uit noodzaak en overlevingsdrang. De dieren, planten en de natuur als geheel zijn ook opgebouwd uit dezelfde materie en staan “buiten” ons. De natuur is een verzameling zielloze wezens die enkel een praktisch nut voor ons hebben en die we dus naar eigen goeddunken kunnen gebruiken, verhandelen en weggooien zoals het ons past. Het zijn immers allemaal louter materiële entiteiten, ontdaan van elke geest, ziel of gevoel. De mens, het meest intelligente wezen, staat daarboven en hoeft zich niet verbonden te voelen met of mededogen te tonen voor deze entiteiten. Sommige “wereldverbeteraars” pleiten voor meer verbondenheid met de natuur en dat klinkt mooi, maar heeft een new-age achtige bijklank en is zeker niet essentieel.
Het verzamelen en consumeren van bezittingen en materiële dingen staat hoog op de agenda van de materialistisch geïnspireerde mens en maakt deels de status uit die mensen bekleden in de gemeenschap. Consumeren en genieten zijn daarom belangrijke drijfveren.
Economische groei is bijgevolg essentieel om deze drijfveren gaande te houden.
Het geloof in niet-materiële aspecten van het bestaan, zoals geest, religie, spiritualiteit, allerlei verruimde bewustzijnstoestanden (zoals telepathie, bijna-doodervaringen e.d.), wordt argwanend bekeken en als bijgeloof, ouderwets gedoe of new-age gezwets afgedaan. Niets daarvan kan immers bewezen worden volgens het materialistisch-wetenschappelijk model, dus het kan niet waar zijn. Dikwijls wordt dit alles op één hoop gegooid onder de noemer “fantasie” of “pseudo-wetenschappelijk”.

Het groter geheel, het heelal, staat compleet los van ons en is koud en afstandelijk. Omdat alles voortkomt uit materie, kan er immers ook geen natuurgeest of God zijn. Alles in het heelal is per toeval ontstaan en heeft geen enkele zin.

Zingeving in het leven wordt vooral ingegeven door de zorg voor de kinderen, het verwerven van status en materiële welstand en het maximaal genieten. Verder is het zinloos om naar zingeving te zoeken.

 

Oude verhalen over het bestaan van een alles indringende spirit of natuurgeest komen nu en dan nog eens boven, maar worden afgedaan als behorende tot een naïef wereldbeeld dat “primitieve” volkeren ooit bedacht hadden.

Bovenstaand wereldbeeld zal mogelijk voor velen nogal confronterend overkomen. Nochtans is het geenszins de bedoeling om afbreuk te doen aan de weldaden die het materialisme ook teweeggebracht heeft. Vooral op vlak van algemene welvaartstoename, armoedebestrijding, hygiëne, onderwijs, terugdringen van kindersterfte, gezondheidszorg, en het kunnen beschikken over een waaier van comfort schenkende innovaties. Dit alles zijn toepassingen van het reductionistisch-materialistisch denkmodel dat voor een ware omwenteling gezorgd heeft. Niet enkel in het Westen, maar ook op wereldschaal is voor de meeste van deze parameters een reële, maar weliswaar trage vooruitgang merkbaar.
Al deze aspecten van vooruitgang zijn uitvloeisels van het Verlichtingsdenken dat vierhonderd jaar geleden zijn intrede deed.

Maar er ontbreekt iets fundamenteels. De kerngedachte van het materialisme (de veronderstelling dat materie de enige bron is van alles wat bestaat) botst frontaal met wat de meeste mensen diep in hun binnenste aanvoelen. Mensen zien zichzelf niet louter als een “zak atomen en moleculen” maar eerder als wezens behept met het verlangen om deel te zijn van een groter geheel dat hen overstijgt, iets dat hen raakt tot in de kleinste vezels. Het is alsof dit in de “software” van de mens is ingeschreven. Hiervoor bestaat geen bewijs in de wetenschappelijk-materialistische betekenis van het woord, omdat dit niet met de rede te benaderen valt. Het valt buiten de studie van “dingen” en kan dus via de vertrouwde paden van onderzoek, waar rechtlijnige logica en causaal denken centraal staan, niet onderzocht worden.
En toch behoort dit tot de werkelijkheid die velen van ons ervaren. Eerder dan veronderstellingen echter (waar het materialisme op gebaseerd is), zijn ervaringen echter van een gans andere orde. Ze zijn authentiek en onloochenbaar. Als ik ervaar dat ik blij ben of gefrustreerd of woedend, dan is dat authentiek. Ik hoef niet te bewijzen dat ik mij zo voel via een of andere logisch denkmodel.
Ik voel wat ik voel. Mijn lichaam zal misschien reageren op sommige emoties (mijn bloeddruk zal er misschien door stijgen of bepaalde hormonen zullen geactiveerd worden) maar wat dit veroorzaakt is niet iets materieels, maar mijn subjectieve beleving van een bepaalde ervaring. Deze subjectieve ervaringen beleven wij elke dag, om niet te zeggen bijna elk moment van ons leven.
En deze subjectieve ervaringen bepalen voor een groot stuk hoe wij leven, wie we zijn en hoe we onze relatie met anderen, met andere levende wezens en de natuur als geheel beleven.

Deze subjectieve ervaringsrealiteit is een belangrijk deel van de werkelijkheid waarin wij leven (misschien wel het belangrijkste), maar er is niets materieels aan, helemaal niets.

Internetgolven, radiogolven, TV golven, gsm golven, zonlicht en talloze andere elektromagnetische golfverschijnselen zijn ook niet materieel, en toch aanvaarden we dat ze een wezenlijk aspect zijn van de werkelijkheid waarin we leven.
Als het heelal grotendeels bestaat uit donkere materie en donkere energie en slechts voor 4% uit materie zoals wij die kennen (atomen en moleculen dus), houdt het dan nog steek om te beweren dat “materie de enige basis is van alles wat bestaat?” Waarschijnlijk niet.
Als de bevindingen van de kwantummechanica onomstotelijk aantonen dat op het diepste niveau van de microscopisch kleine werkelijkheid alles met alles verbonden is en dat er van afzonderlijke entiteiten geen sprake meer kan zijn, heeft het dan nog zin om vast te houden aan de veronderstelling dat wij mensen los staan van andere wezens en van de natuur? Onze zintuigen geven ons de indruk alsof alles gescheiden zou zijn van alles, maar is dat ook zo op een dieperliggend niveau? Volgens de huidige inzichten van de kwantumfysica niet.

Niet enkel de authenticiteit van de eigen subjectieve ervaring, maar ook het voortschrijdend inzicht dat voortvloeit uit de moderne fysica leidt er dus toe dat de basisveronderstelling van het materialistisch denken op losse schroeven komt te staan.
Als sommige mensen dus beweren dat zij authentieke ervaringen hebben (vb. telepatisch inzicht, bijna-doodervaring, buitenlichamelijk bewustzijn, enz.) die niet stroken met deze basisveronderstelling, welk recht hebben wij dan om dit af te doen als een fantasie of een waanbeeld? Als onomstotelijk aangetoond is dat bewustzijn zich ook kan voordoen in afwezigheid van ook maar enige hersenactiviteit, welk recht hebben wij om te blijven beweren dat bewustzijn gecreëerd wordt door de hersenen?

Zou het niet kunnen dat we de zaken eerder moeten omkeren? Dat bewustzijn aan de grondslag ligt van alles en dat materie een afgeleid product is van dat bewustzijn?
Dit is misschien voor westerlingen een baanbrekende gedachte, maar is voor veel wijsheidstradities die duizenden jaren oud zijn een vaststaand gegeven. Verschillende grondleggers van de kwantumfysica (o.a. Max Planck) kwamen ook tot dezelfde bevinding. Misschien is bewustzijn wel een fundamentele basiseigenschap van de kosmos, en bestaat er iets als een universeel bewustzijnsveld, naast andere universele velden zoals het zwaartekrachtveld of het elektromagnetisch veld.
De filosofische strekking die met deze visie gepaard gaat wordt dikwijls “Panpsychisme” genoemd (“Pan” van “alles” en “Psyche” van “geest”, waarmee bedoeld wordt dat alles wat bestaat doordrongen is van een universele psyche of bewustzijn).
Indien we het panpsychisme als uitgangspunt nemen ipv het materialisme, dan kan dit méér aspecten van de werkelijkheid verklaren dan het louter materialisme. Een wetenschappelijke benadering die gebaseerd is op het uitgangspunt van het panpsychisme, zou bijgevolg een veel breder spectrum van de totale werkelijkheid omvatten, inclusief de reeds bestaande kennis over de materie. Wat nu nog dikwijls meewarig als “paranormaal” aanzien wordt, zou gewoon een deel worden van het voortschrijdend inzicht dat de wetenschap continu nastreeft teneinde de wondere wereld van de natuur, de kosmos en onszelf verder te ontdekken. Het panpsychisme is meer dan 2000 jaar oud, is doorheen de geschiedenis een aantal keren onderdrukt geweest maar is nooit helemaal weg geweest. Vandaag kent het een
heropleving. Mogelijk heeft dit te maken met de tanende belangstelling voor de traditionele monistische religies, gekoppeld aan een blijvende verzuchting naar zingeving, die bij veel mensen onverminderd voortleeft.

Deze -maar ook andere- beschouwingen hebben een groeiend aantal wetenschappers ertoe aangezet om hun bedenkingen en twijfels omtrent de validiteit van de kerngedachte van het materialisme te synthetiseren in een document waarin geopteerd wordt voor de ontwikkeling van een meer inclusieve wetenschap. De materialistische wetenschappelijke benadering dekt immers niet de volledige lading. Er is een heel domein dat nog wacht op integratie in het academisch denken.
De studie van de niet-materiële dimensies van het bestaan zou niet enkel een meer compleet beeld geven van de werkelijkheid zoals mensen die ervaren, maar ook de verschraling die zich momenteel voordoet ten gevolge van het eenzijdig materialistisch denken, afremmen en ombuigen naar een meer holistisch zelfbeeld en wereldbeeld. Dit zou alleen maar ten goede kunnen komen aan de transformatie naar een meer integraal, evenwichtig en sociaal-ecologisch verantwoord beleid.

Deze groeiende groep van wetenschappers heeft hun document getiteld:
“A Manifesto for a Post-Materialist Science” waarvan u de Nederlandstalige versie hier kan lezen. De namen van de wetenschappers die dit onderschrijven zijn eveneens toegevoegd.

bottom of page